donderdag 8 september 2016

Mijn zoon heeft autisme

Een paar maanden geleden is mijn zoon (9 jaar) gediagnostiseerd met autisme.
Voor mij was het een verademing om eindelijk wat houvast te krijgen voor gedragingen waar ik lang mee worstelde, maar niets van begreep.

Wat ik heerlijk vind aan de diagnose is dat dit geen nieuw of onbekend fenomeen is. Ik hoef het wiel niet uit te vinden. Ik kan putten uit talloze bronnen. Autisme is ontzettend breed en het uit zich anders bij iedereen. Niet alles wat ik hoor en lees is relevant voor mijn zoon, maar sommige dingen wel. Het is net als bij het gewone opvoeden: er is veel over geschreven, er wordt veel over gesproken. Sommige dingen passen niet bij ons of werken niet bij onze kinderen, maar sommige dingen wel. De kunst is dus die dingen te vinden die ons helpen om mijn zoon beter te begrijpen en ondersteunen in zijn ontwikkeling.

Wat ik storend vind is dat autisme als een stoornis, handicap en beperking gezien wordt. Ik geef er de voorkeur aan om autisme te zien als 'hersenen die informatie anders verwerken dan bij de grootste meerderheid'. Dat brengt specifieke uitdagingen met zich mee, maar ook specifieke verrijkingen.


Filosofisch gezien kun je je afvragen of iets 'normaal' is alleen maar omdat de meerderheid het zo doet of vindt. Vroeger bijv. werden linkshandigen gezien als abnormaal en afwijkend. Tegenwoordig is dat wel anders.
Als ik een ding heb geleerd van internationale relaties is dat 'normaal' en wat 'hoort' maar zeer betrekkelijk is. De afwas doen is zo'n mooi voorbeeld. De een spoelt voor, de ander niet. De een gebruikt heet water, de ander juist koud water. De een gebruikt zeep, een ander zand. De een spoelt het zeep na het afwassen er weer af met water, een ander droogt het eraf. Sommigen drogen hun afwas met een theedoek en anderen laten het aan de lucht drogen. En iedereen vindt hun werkwijze 'normaal' en dat van anderen 'vreemd' en 'anders' of zelfs gek en afwijkend.


Met deze diagnose vervolg ik mijn zoektocht naar een beter begrip van mijn zoon: hoe zit hij in elkaar, hoe ervaart hij de wereld, welke behoeften heeft hij met betrekking tot zijn interactie met de wereld en alle mensen en dingen daarin, welke uitdagingen kan ik verwachten (omdat hij toch geacht wordt ooit zelfstandig in deze wereld te functioneren zoals de wereld nu in elkaar zit) en welke krachten en mogelijkheden heeft hij om daarin zijn eigen plekje en bijdrage te vinden.
Eigenlijk zijn deze vragen niet heel anders dan de vragen die ik stel mbt mijn andere kinderen. Alleen liggen de antwoorden voor mijn andere kinderen dichter bij mijn eigen belevingswereld en kennis. Voor deze zoon moet ik mijn eigen visie op en kennis van verbreden. Door mij te verdiepen in wat er bekend is over deze minderheidsgroep. En dan te kijken wat daarvan van toepassing is op mijn zoon en wat mij en hem kunnen helpen zijn plek als volwaardig lid van de samenleving in te nemen en gelukkig te zijn als mens.

2 opmerkingen: